Docenten en beleidsmakers zijn er met hun vindingrijkheid en ongekende inzet in geslaagd om het bestaande onderwijs grotendeels digitaal voort te zetten - met goede resultaten. Tegelijkertijd brengt het de groeiende digitale ongelijkheid aan het licht.
Langdurig thuiswerken en onderwijs op afstand aanbieden maakt pijnlijk duidelijk wat digitale ongelijkheid betekent. Gebrekkige faciliteiten als een slechte (of helemaal geen) internetverbinding, het ontbreken van een webcam, een goede werkplek of toegang tot een computer, zorgen ervoor dat sommige studenten niet goed mee kunnen met het nieuwe onderwijs. Met alle gevolgen van dien.
Financiële en mentale gevolgen komen hard aan
Daarnaast eisen de corona-maatregelen hun tol op de financiële en mentale gezondheid van studenten. Studenten gaven tijdens de reflection room met minister Van Engelshoven aan, extra inkomen door bijbaantjes of ander werk te missen. Ook zijn er angsten voor de impact van eventuele studievertraging. Dergelijke vertraging kan van invloed zijn op de studielening, dit heeft met name negatieve gevolgen voor de mogelijkheden van armere studenten. Dit is juist de groep die het hardst getroffen wordt door andere problemen, zoals gebrekkige toegankelijkheid tot de digitale wereld. Zo versterkt de digitale ongelijkheid de economische ongelijkheid tussen arme en rijke studenten.
En bovenstaande problemen hebben impact op het mentale welzijn van de student. Terwijl de prestatiedruk alleen maar toeneemt, komen sommige studenten erachter dat ze minder goed functioneren binnen de huidige omstandigheden. Dit geeft extra onzekerheid en druk waarbij het tekort aan sociale interactie zeker niet helpt.
Infrastructuur komt voor impact
Bij veel hogescholen en universiteiten blijkt digitale ongelijkheid niet hoog op de agenda te staan. Veel instellingen zijn vooral bezig geweest de overstap naar digitaal onderwijs zo goed mogelijk te maken. De aandacht ligt daarbij niet bij de bovenstaande problematiek, maar meer op het aanpassen en inrichten van de infrastructuur voor digitaal onderwijs. Bovendien waren hogescholen weinig bezig met verschillen in toegang tot digitale middelen. Zaken waar voor de crisis helemaal niet zoveel aandacht voor was, zoals het missen van een goede studieplek of geen toegang hebben tot de digitale facetten van het onderwijs, komen nu aan de oppervlakte – en daarmee langzaam op de agenda’s van veel instellingen.
De oplossing komt uit de praktijk
Verschillende leden van het ComeniusNetwerk-tracé Inclusie hebben gedeeld hoe hun instelling de digitale ongelijkheid aanpakt. Op de Universiteit van Amsterdam (UvA) hebben facultaire diversiteitsofficiers een checklist ontwikkeld waarin aandacht uitgaat naar studenten en hun gelijke kansen met betrekking tot toegang voor digitale middelen. Ook is er op verschillende hogescholen en universiteiten, waaronder Hogeschool Saxion en de UvA, een buddyproject opgezet. Hierin worden internationale studenten die in de problemen komen door de coronacrisis, ondersteund door een docent of medestudent. Op zowel de Hogeschool van Amsterdam, de UvA en Hogeschool Saxion proberen de examencommissies en studieadviseurs oog te hebben voor de individuele wensen en benodigdheden van studenten om zo gelijke kansen te faciliteren. Vanuit de meeste instellingen gaat er ook aandacht naar het mentale welzijn van studenten. Er zijn digitale cafés en live meetings waar studenten over hun problemen kunnen praten. Daarnaast is de communicatie naar studenten over het belang van geestelijke gezondheid geïntensiveerd. Zo mailen instellingen hun studenten over hoe om te gaan met werkdruk, hoe je thuis studeren goed kunt inrichten en hoe je mentaal fit kunt blijven.
Digitale ongelijkheid raakt ook docenten
Ook docenten ondervinden problemen op gebied van digitale ongelijkheid. Niet iedere docent kan het zichzelf permitteren om een goede laptop aan te schaffen of is in staat zonder problemen een digitale les op touw te zetten. Waar studenten moeite kunnen hebben met studeren in een thuissituatie, zal ook niet iedere docent optimaal kunnen lesgeven. Vanuit hogescholen en universiteiten is vooral hier reeds aandacht voor. Zo kunnen docenten op veel instellingen toegang aanvragen tot een laptop of opnameapparatuur. Ook kunnen docenten op het platform Vraagbaak Online Onderwijs informatie en ervaringen delen rondom het thema van digitale (on)gelijkheid en inclusief onderwijs. De faciliteiten voor docenten zijn vaak beter dan die voor studenten. Wel is het goed om vanuit een docentenperspectief te blijven denken om te kijken waar ondersteuning nodig en mogelijk is.
Wie trekt de beurs?
Vanuit de overheid is er voor de financiële gevolgen van het coronavirus voor studenten weinig aandacht. De minister van onderwijs biedt vooralsnog alleen mogelijkheden tot extra lenen. Hogescholen en universiteiten zijn actiever op dit vlak. Ze zoeken naar mogelijkheden om de financiële druk bij studenten te verminderen. Vanuit de Universiteit Utrecht en de Universiteit Maastricht is er bijvoorbeeld een universiteitsfonds waarmee geld wordt opgehaald voor studenten die in de financiële problemen komen door het coronavirus. Ook hebben veel universiteiten en hogescholen ingestemd met een verlaagde grens voor toelatingen tot volgende studiejaren en masters. Bachelor studenten kunnen aan verschillende universiteiten al aan een master beginnen met een tekort van ruim 15 EC. Zo hoeven studenten minder studievertraging op te lopen.
Het besef is het begin
De stap naar volledig digitaal onderwijs zelf was geen eenvoudige en gaf – door het acute karakter – weinig tot geen ruimte om de digitale kloof tussen verschillende studenten goed in te schatten. Het besef dat de coronacrisis sommige studenten onevenredig hard raakt, begint gelukkig steeds meer te komen. De uitdaging voor heel het hoger onderwijs is om dit besef levend te houden en actief oplossingen te zoeken om de kloof te overbruggen. Wat heeft deze student echt nodig? Hoe gaan we dat aanpakken? Dit vereist maatwerk - of het nu gaat om het veranderen van ingangseisen, het voorzien in de middelen voor goed onderwijs (zoals een laptop of werkplekken in de buurt) of de inrichting van het onderwijs zelf. De start zal altijd de dialoog tussen docent en student zijn. Soms online, soms direct maar altijd met de intentie de kloof te dichten en de kracht van het onderwijs te vergroten. Daar wordt heel het hoger onderwijs beter van, coronacrisis of niet.
Tekst: Jerry Verschuren en Maurits Eykman